1989 Indonesië

Het avontuur gaat beginnen. Jaren lang hebben we er over gepraat, gefantaseerd, folders bekeken, boeken gelezen en geluisterd naar de sappige verhalen van de mensen die er zijn geweest. Nu is het onze beurt. Samen met Edu & Ria de Vries gaan we een deel van Indonesië, het geboorteland van Edu, bekijken. De Boeing 747-300 “Big Top” staat op Schiphol reeds op ons te wachten. Die brengt ons in 12 uur en 10 minuten via Zurich naar Singapore. De lieve stewardessen van Singapore Airline leggen ons helemaal in de watten, dat maakt de eentonige vlucht toch wel een stuk aangenamer. In de hal van de moderne airport “Changi” is het heerlijk koel maar zodra we buiten komen slaat de 35 graden als een deken over ons heen. Ondanks dat genieten we van de bloemenpracht en de waaiervormige palmen die de afrit omzomen. Singapore is een van de meest welvarende steden in het verre oosten. De eerste blik op de “skyline” geeft al een idee van deze stadsstaat. Het onderscheid zich door de tropische en exotische tuinen, parken en natuurreservaten rondom de stad. Vanuit onze hotelkamer op de zesde verdieping van “Chateau at Scotts” kijken we uit over de stad. Singapore ligt op een eiland vol verrassingen in een immer voortdurende zomer. Warme vochtige dagen waar zon en regen elkaar regelmatig afwisselen, eindigend in een tropische avond. Er is zoveel te zien en te doen dat 1 bezoek te kort zal zijn. Ons hotel is van alle gemakken voorzien. In het “coffeehouse” waar we ontbijten ligt achter de lobby “the walkabout” hier speelt ’s avonds een pianist gezellige achtergrond muziek. Op de 15e verdieping ligt de “Mathilda’s bar” waar je een prachtig uitzicht hebt over Singapore. De “dancelounge Hearthrob” is er om de beentjes even los te gooien in de wals, cha cha cha of bougie. Maar het belangrijkste vinden we toch het zwembad, even afkoelen na een dagje zwerven door Singapore. Eten in Chinatown is een avontuur op zich. Op een binnenplaatsje tussen de Chinese gezinnetjes genieten we van exotische gerechten, alles willen we wel proberen, schildpadsoep, scramps, groentepot, crab en kostelijk fruit. Dat fruit is hier in overvloed Durian, Duku, rambutan, bananen,lychee, lenking en klapper. Chinatown is de moeite waard om eens te bekijken. We zijn hier drie dagen dus hebben we tijd om een bezoek te brengen aan “Bukit Timah” dat is een stuk oerwoud direct buiten de stad. Met lijn 171 van de bus zijn we er heen gereden worden we er af gezet en we zwerven een paar uur door het vochtige en klamme regenwoud. In het 75 hectare grote bos zijn wel wat voetpaden aangelegd en ook moeten we soms tegen een rotspad omhoog klauteren. Afgezien van veel vogels en een aantal apen komen we geen wilde dieren tegen. Lekker luierend bij het zwembad brengen we de rest van de middag door. Voor vanavond staat er een tour op het programma met een  Chinese jonk rond Sentosa island. Aan boord wordt ons een chinees lopend buffet geserveerd. Heerlijk allemaal. De laatste dag maken we een bus tour naar Maleisië. We rijden de 1 km lange brug over en door de hoofdstad Johor Bahru van de provincie Johor. De chauffeur maakt een omweggetje zodat we nog even een glimp van het paleis van “His Higness  Sultan Abu Bakar” te zien krijgen. Johor leeft van een mix van landbouw, industrie en tourisme in de landbouw worden voornamelijk palmoliepitten, rubber, koffie, coco’s en, ananas verbouwd. We bezoeken onderweg een rubber- en koffieplantage. Interessant om dit eens met eigen ogen te zien. De dorpjes waar we door rijden zien er armoedig uit maar dat word weer goed gemaakt door de grote overvloed aan bloemen die je overal in de tuintjes en langs de weg ziet. T.o. de koffieplantage is een chinees kerkhof waar we ook nog even overheen lopen. Het ziet er heel bijzonder uit. Grote graven met muurtjes er om heen en tegeltableaus met foto’s en verwijzing naar het leven van de overledenen. In Pontian Kecil bereiken we de “street of Malaca”kust en rijden dan langs de zee naar het vissersdorpje Kukup. Hier eindigt de weg op een dijk met links en rechts houten huizen, allemaal op 3 meter hoge palen gebouwd. Voor de kust ligt het eiland Pulau Kukup waar we met een prauw heen worden gebracht. Hier bezoeken we een viskwekerij waar ons uitgelegd word hoe dat allemaal in z’n werk gaat. Groupers worden hier opgekweekt totdat ze ongeveer  3 Kg wegen en worden dan verkocht aan de restaurants. Het schijnt een lucratieve zaak te zijn voor de eigenaren, alhoewel we denken dat de medewerkers er niet zo goed betaald worden, ze wonen nogal primitief in de hutjes op palen. Midden in het dorp bekeken we nog een batik fabriekje waar ze doeken beschilderden in prachtige bonte kleuren. Zoal natuurlijk wel was te verwachten werden we gedropt in het seafood restaurant van Haji Salleh waar we weer een overheerlijk diner van nassi, scramps, crab en je raad het niet, een groot glas heerlijk helder Heineken.

Vanmorgen even rustig aan gedaan want het vliegtuig vertrekt pas rond het middaguur. De airbus 310 doet er maar 1 uur en 10 minuten over naar Jakarta. Het is bewolkt dus we zien weinig behalve als we over Banka vliegen voor de kust van Sumatra. Daar zijn veel tin mijnen en we zien inderdaad grote stukken open gekapt oerwoud onder ons. En zo te zien erg schaars bewoond. We blijven een paar dagen in Jakarta en verblijven dan bij een nicht van Edu in huis. Irma Mandani en haar zoon Oscar staan ons op te wachten. We rijden in hun jeep naar hun huis in de Jalan Berdikari in de buitenwijk “Pal Merah” (rode paal). Waar we kennis maken met Eddie Mandani en hun dochter Oya.  Het is een groot koloniaal huis dat ingeplakt lijkt tussen de veel bescheiden huisjes in deze wijk. Ze hebben zelfs een redelijk grote tuin achter het huis.

Vandaag gaan we Jakarta onveilig maken, we hebben een taxi besteld die een uur telaat aankomt. We zullen moeten wennen aan levenstempo hier in Indonesië vermoed ik, OK het is wel vakantie hoor!! In het centrum storten we ons in de hectische drukte van het verkeer, het gekrioel van de massa mensen en de kakafonie van geluiden. Op de duur sluit je je er voor af en slaat je gehoor als het ware blind en hoor je alleen nog maar een constante dreun. Eerst bezoeken we een van ouds bekend warenhuis “Sarinah” de dames slaan hun slag want er worden erg leuke zaken verkocht en dat voor zeer on-Hollandse prijzen. Ik zie de bui al hangen de komende 5 weken. We wandelen naar het Merdeka plein, een gigantisch groot parkachtig plein. In het midden staat een 132 meter hoge zuil met een gouden vlam er boven op. Het symboliseert de onafhankelijkheid van Indonesie. Het park/plein is enorm groot, wel 1×1 km. Het nationaal museum is helaas gesloten is op deze maandag, jammer. Dan maar in een taxi naar de “Pasar Ikan” bij de haven. Ook hier is het een bedrijvigheid van kleine kraampjes, mensen en natuurlijk eethuisjes. Veel spelende kinderen. Het maritiem museum is eigenlijk gesloten maar voor een paar roepia’s is de wacht gemakkelijk te vermurwen en mogen we naar binnen. Het is een oud koloniaal fort uit de Nederlandse tijd. Zoals we het altijd aantrekkelijk vinden Om oude haventjes te bekijken gaan we dat ook hier doen. De” Pelahbuan Sunda Kelapa” ligt vol met grote Makassar schooners. Deze gemotoriseerde zeilschepen varen met merantie hout of zakken cement naar de eilanden Sumatra, Lombok, Kalimantan of Sulawesi. Hele gezinnen wonen er op, soms 12-16 personen. Het is familie bezit en gaat van vader op zoon. Ik heb er met een jongeman  waar we mee aan de praat kwamen zo’n schip bekeken. Het zijn schepen van wel 30 meter lang en 10 meter breed. Als je in het ruim kijkt is dat een enorm gat. Op de brug zie je alleen maar een stuurwiel verder geen instrumenten, alleen maar een kleine speelgoed kompasje. Trouwens vrouwen mogen nooit op de brug komen, dat zou ongeluk brengen denken ze. Zowel links als rechts is een uitbouwtje aan gebracht dat dienst doet als toilet. De vloer bestaat uit twee balkjes waar je boven moet hurken om je te ontlasten. Lijkt mij gemakkelijk als er hoge golven zijn dan bespaart je dat veel closetpapier.